De Belastingdienst pakt nauwelijks bedrijven aan die werknemers onterecht als zelfstandige laten werken, blijkt uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer. De bestrijding van schijnzelfstandigheid komt nauwelijks van de grond door het handhavingsmoratorium. Bovendien zijn de regels te ingewikkeld, lopen fiscale en arbeidsrechtelijke beoordeling door elkaar en heeft de Belastingdienst te weinig mankracht voor controles. Het moet anders, concluderen de onderzoekers. I-ZO Nederland is het daarmee eens.
Lees ook: Algemene Rekenkamer: Belastingdienst handhaaft Wet DBA niet. En kan dat ook nauwelijks.
Het is goed dat de Algemene Rekenkamer initiatief heeft genomen voor dit onderzoek. Hopelijk geeft dit de politiek het duwtje in de juiste richting om vernieuwing van de regels op gang te krijgen. Dat is namelijk hard nodig. Tijd voor een nieuwe afslag.
Uit het onderzoek blijkt dat de ingeslagen weg met de webmodule en kwalificatie van de arbeidsrelatie op basis van het gezagscriterium doodloopt. Het is tijd om een andere afslag te nemen om uiteindelijk op de juiste bestemming aan te komen. Het doel: duidelijke, uitvoerbare regels om zelfstandigen aan de onderkant van de arbeidsmarkt te beschermen.
Wat moet er dan gebeuren?
Het probleem bestaat uit vier elementen, schrijft de Rekenkamer:
- Grote verschillen in fiscaliteit en sociale zekerheid tussen werknemers en zelfstandig ondernemers;
- Te arbeidsintensieve controle op het onderscheid tussen zzp’ers en werknemers in loondienst;
- Beperkte handhavingscapaciteit bij de Belastingdienst;
- Beperkte handhavingsmogelijkheden door het handhavingsmoratorium.
Volgens I-ZO kunnen we dit oplossen door de fiscale en sociaalzekerheidsrechtelijke verschillen tussen werknemers en zzp’ers te verkleinen en het onderscheid tussen beide type contracten te vereenvoudigen.
Met de eerste aanbeveling is de politiek al begonnen. De verschillen in sociale zekerheid worden kleiner dankzij een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (zzp-aov). Als het aan ons ligt, wordt daar haast mee gemaakt. Een alternatief voor een verplichte zzp-aov is een inhoudingsplicht, waarbij opdrachtgevers van zelfstandigen een deel van de omzet afdragen aan sociale zekerheid.
Vaarwel gezagscriterium!
Om het onderscheid tussen zzp-schap en loondienst te vereenvoudigen, moeten we af van het gezagscriterium. ‘Gezag’ is in alle situaties anders en verandert voortdurend van verschijningsvorm, ook voor werknemers. Juristen zijn er blij mee, want je bent nooit klaar met discussiëren over dit criterium. Daarom stellen wij voor om het onderscheid van zzp’ers en werknemers op een veel simpelere manier te organiseren en het gezagscriterium vaarwel te zeggen.
Conform het SER MLT-advies, vinden wij dat er een rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst moet komen bij een uurtarief onder de 30 tot 35 euro.
Voor zelfstandig ondernemers met een uurtarief boven de €35 moeten er objectief controleerbare criteria komen voor zelfstandig ondernemerschap. Denk aan vragen zoals: Wie is eindverantwoordelijk en aansprakelijk voor resultaat en schade? Is de opdracht tijdelijk, zijn er begin- en einddata? Is er een duidelijke opdrachtomschrijving? Daarnaast helpt het als in de sectoren waar schijnzelfstandigheid het meeste voorkomt, aanvullende criteria komen, die passen bij de karakteristieken van die probleemsector.
Deze werkwijze zal zeker leiden tot een drastische afname van het aantal schijnzelfstandigen aan de onderkant van de markt en op plekken waar uitbuiting op de loer ligt. En voor de rest van de markt? Daar durf ik geen voorspellingen over te doen. Maar als zelfstandigen via een verplichte verzekering hun bijdrage leveren aan de sociale zekerheid en door de aangekondigde snelle afbouw van de zelfstandigenaftrek een fiscaal voordeel kwijtraken, dan maakt dat niet meer zoveel uit.
Josien van Breda
Voorzitter I ZO Nederland